- buiten
- buiten1{{/term}}〈bijwoord〉1 dehors♦voorbeelden:1 de koeien buiten doen • mettre les vaches au préde kinderen spelen buiten • les enfants jouent dehorsde voeten naar buiten zetten • tourner les pieds en dehorsnaar buiten gaan • sortirzich (aan iets) te buiten gaan • abuser de qc.van buiten • vu(e) de l'extérieureen stad van buiten kennen • connaître une ville comme sa pochevan buiten komen • venir de l'extérieuriets van buiten kennen • connaître qc. par coeureen buiten • une maison de campagne¶ 〈Algemeen Zuid-Nederlands〉 op de buiten wonen • habiter à la campagne————————buiten2{{/term}}〈voorzetsel〉1 [uit] hors de⇒ en dehors de2 [niet betrokken bij] en dehors de3 [behalve] excepté4 [zonder] hors de♦voorbeelden:1 〈figuurlijk〉 dat ligt buiten zijn bereik • ce n'est pas à sa portéebuiten de deur • à l'extérieur〈figuurlijk〉 iets buiten de deur houden • tenir qc. à distancezich buiten schot houden • se tenir à l'abrihij was buiten zichzelf van angst • il était hors de lui de peur2 ik sta geheel buiten de zaak • je ne suis pour rien dans cette affaireiemand ergens buiten houden • ne pas impliquer qn. dans une affairezich ergens buiten houden • se tenir à l'écart de qc.3 buiten zijn oude vader had hij niemand lief • excepté son vieux père, il n'aimait personne4 buiten betrekking zijn • être sans situation't is buiten mijn medeweten, buiten mij om gebeurd • c'est arrivé à mon insudat is buiten zijn schuld • il n'y est pour rienhij kon niet buiten mij • il ne pouvait pas se passer de moihij heeft de zaak buiten mij om beslist • il a réglé l'affaire sans me consulter→ {{link=adem}}adem{{/link}}
Deens-Russisch woordenboek. 2015.